Nie Swart Nie Wit Nie. Kleurlingen in Zuid-Afrika

Nie Swart Nie Wit Nie is de titel van de theaterproductie die op 16 juni 2011 in Culemborg in premiere zal gaan en daarna nog zeven keer te zien zal zijn (laatste voorstelling zondag 25 juni) op een locatie die later dit jaar bekend gemaakt zal worden. Wat deze nieuwe theaterproductie (tekst en regie Kees van der Zwaard) nu met name zo bijzonder maakt? Naast de vier speelsters uit ons eigen (ORS Lek en Linge) 6 VWO zullen er ook drie jongeren uit de kleurlingen township (kleurlingen en zwarten wonen ook in het huidige Zuid-Afrika in strikt gescheiden woongebieden) Manenberg, waarmee de gemeente Culemborg een sterke band onderhoudt, in het stuk gaan spelen. Wil je op de hoogte blijven van de kaartverkoop en alle andere ontwikkelingen?Zie: http://www.nieswartniewitnie.nl/

Hoewel in de titel de woorden zwart en wit (lees: blank) worden gebruikt gaat het in dit geval dus juist om de derde grote bevolkingsgroep in Zuid-Afrika; de kleurlingen. Waar velen ongetwijfeld duidelijk voor ogen hebben wat zwarten en blanken zijn, hoewel ook die groepen in Zuid-Afrika veel minder homogeen zijn dan we veelal veronderstellen, is het veel lastiger om aan te geven wat kleurlingen zijn. Ik doe een poging en dat gaat niet anders dan met een korte blik op het verleden.

Toen van Jan van Riebeeck, hij werd op 21 april 1619 geboren in Culemborg waar zijn grootvader ook burgemeester was, op 6 april 1652 met zijn kleine vloot van drie schepen (de Goede Hoop, de Reyger en de Dromedaris) in de Tafelbaai het anker liet vallen had hij zeer nauwkeurige instructies bij zich. De VOC, waarvoor van Riebeeck werkte, wilde absoluut geen kolonie in Zuid-Afrika stichten. Van Riebeeck moest een steunpunt vestigen om de door scheurbuik geteisterde schepen op de handelsroute naar ´de Oost´ met vers vlees, verse groeten en fruit te kunnen bevoorraden. Het steunpunt mocht dus uit niets anders bestaan dan een fort en een akker met moestuinen. Er werd van Riebeeck nadrukkelijk opdracht gegeven om afstand te bewaren tot de inheemse bevolking. De bewindvoerders van de VOC (de Heren Zeventien) hadden Jan gezegd dat hij er van uit moest gaan dat er ongeveer 30 schepen per jaar van proviand moesten worden voorzien. Die schatting bleek onjuist. In 1695 waren het er al 65 per jaar rond 1720 gingen er gemiddeld al 85 schepen jaarlijks voor anker in de Tafelbaai. Niet alleen het aantal schepen nam toe ook de grote van die schepen en de hoeveelheid bemanningsleden groeide gestaag. Gevolg was dat er met name steeds meer vee nodig was. Het betekende het einde voor de Khoikhoi, de inheemse bevolking die rond de Kaap leefde, die niet in voldoende mate vee konden blijven leveren met als gevolg dat de Hollanders het vee dat zij nodig hadden begonnen te roven. Zonder vee konden de Khoikho-clans hun zelfstandigheid niet behouden. Om aan verhongering te ontkomen hadden ze uiteindelijk geen andere keuze dan zich als werkkrachten aan te bieden aan de blanke boeren. Al onder van Riebeeck werd het sommige werknemers van de VOC, ondanks de instructies dat niet te doen, toch toegestaan een boerenbedrijfje te beginnen buiten het steunpunt. Het werd steeds duidelijker dat er niet langer kon worden volstaan met een honderdtal VOC medewerkers. Er waren arbeidskrachten nodig! Van Riebeeck loste het probleem op door ... slaven in Afrika te importeren! Bizar maar het gebeurde echt. Deze slaven waren afkomstig uit andere delen van het Hollandse koloniale imperium en uit andere delen van Afrika. Ze kwamen uit Indonesie en Maleisie (zij brachten de islam mee naar Zuid-Afrika), Indo-China, India, Ceylon (Sri Lanka), Madagascar en Mozambique. Zoals overal elders werden ook op de Kaap slaven mishandeld en misbruikt. Weinig functionarissen van de VOC namen hun echtgenotes mee naar de Kaap, en aangezien er ieder jaar duizenden zeelieden en soldaten aan wal kwamen, werden de vrouwen in het slavendorp van de Compagnie het slachtoffer van seksuele exploitatie op grote schaal. Daarnaast vermengden de slaven zichzelf met de Khoikhoi toen deze clans uiteen begonnen te vallen onder druk van het koloniale geweld waaraan ze blootstonden. Zo ontstond een nieuwe gemeenschap van mensen van gemengd bloed: de kleurlingen. Sinds de tweede helft van de zeventiende eeuw is hen steeds een ding duidelijk gemaakt: ze zijn niet wit en ze zijn niet zwart! In beide andere groepen werden en worden ze niet geaccepteerd en voor vol aangezien. ´Gods stiefkinderen´, de mensen tussen wal en schip in een land waar ras en huidskleur, als in geen ander land in deze wereld, je identiteit bepalen.

Een homogene groep zijn deze kleurlingen nooit geweest en ook nooit geworden. Naast het feit dat de slaven van het eerste uur uit heel veel verschillende landen afkomstig waren kwamen ze ook nooit met hele scheepsladingen tegelijk. Onderlinge banden waren er nauwelijks tussen hen. Ook geen familiebanden want de slaven werden individueel verkocht en vrijwel iedereen werd over het land verspreid. Nooit gingen er meer dan een paar slaven naar dezelfde boerderij. De kleurlingen vormden een onsamenhangende groep zonder een gemeenschappelijke cultuur. Een gemeenschappelijke taal hadden ze dus ook niet. Ze brachten een massa Aziatische talen mee naast de talen die aan de Oostkust van Afrika werden gesproken. Op de Kaap konden ze dus niet met elkaar praten. Hun Hollandse, Duitse of Franse meesters verstonden ze uiteraard al helemaal niet. Uit deze Babylonische spraakverwarring ontstond een dialect, een soort Nederlands met vereenvoudigde lid- en voornaamwoorden en ontdaan van de gecompliceerde, door het geslacht bepaalde verbuigingen van werkwoorden, waarbij het gebrek aan woordkennis werd gecompenseerd door grote inventiviteit op het punt van klanknabootsing. Het is ironisch dat deze nieuwe taal heel veel later de talisman werd van het bekrompen racistisch nationalisme dat apartheid heette. Het Afrikaans dat door de slaven werd uitgevonden vanwege hun behoefte aan communicatie, en door zwarte bedienden en minnen aan blanke kinderen werd geleerd, kwam uiteindelijk in de plaats van het Nederlands dat, zo ver weg van de bron op het hoogveld in Zuid-Afrika, verwelkte. De grote meerderheid van de kleurlingen heeft het Afrikaans nog steeds als moedertaal. Zij dragen vaak Afrikaner namen, hebben Afrikaner dichters voortgebracht, zingen Afrikaner volksliederen en de meesten zijn trouwe leden van de Nederduitse Gereformeerde Kerk. Echter afgewezen door de blanken alsook door de zwarten levend tussen twee vuren zich tijdens de apartheid afvragend of dit systeem een kwaad was wat hen gescheiden hield van de blanken, of juist een zegen die hen gescheiden hield van de zwarten.

Kleurlingen vind je vandaag met een lichte huid, met een bruine huid en met een huid die voor zwart kan doorgaan. Tot begin jaren negentig van de twintigste eeuw waren ze altijd de mindere van de blanken. Nu zijn ze de mindere van de nieuwe machthebbers: de zwarten. Altijd tussen de wal en het schip: Nie Swart Nie Wit Nie.

Voor de volledigheid het volgende (en om het nog een heel klein beetje ingewikkelder te maken). In Zuid-Afrika leeft ook een grote minderheid van Indische (India) afkomst. Tussen 1860 en het eind van de negentiende eeuw arriveerden op initiatief van het Engelse koloniale bewind meer dan 100.000 zogenaamde ´contractkoelies´ op basis van een contract van vijf jaar (de slavernij was afgeschaft!) in Zuid-Afrika. De Indische minderheid bestaat vandaag uit ongeveer 1 miljoen mensen. Deze groep wordt ook onder het kopje ´kleurlingen´ gerekend.

Reacties

Reacties

Wilma Bosschaart

Hallo Marco. Gaat alles goed met je. Lig je op schema, Op de foto zie je er goed uit. Ik wil je ook even bedanken voor het tot stand brengen van het mooie boek. Nog heel veel plezier. Hartelijke groeten.

Luuk

Zo ver weg en toch wil een mooie markering met de uitgifte van het jubileumboek van Lek en Linge.

Bedankt!

Luuk

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!