China verandert nooit! Wat een onzin!

In China merk ik dat er een enorme aanslag op vooral mijn zintuigen wordt gepleegd. Ik moet vooral steeds horen, zien en ruiken. Op straat maakt het relatief weinige verkeer dat er rond rijdt (ik wil mij niet eens voorstellen hoe het hier in Kashi klinkt wanneer het privebezit van de auto werkelijk gaat toenemen) ontzettend veel lawaai omdat men graag en veel aan de claxon zit; overal zie ik dingen die ik niet ken, bij ons verdwenen zijn en vooral ook mensen met mooie sprekende koppen en tot slot is er op de markten een waaier aan geuren die aan je voorbij trekt en weet je ook snel te herkennen waar je op het afval om de hoek zult stuiten. Ik probeer wat ik zie vooral te vangen in beelden. Ik reis voor het eerst sinds 30 jaar zonder een aantekenboekje. Door middel van mijn camera probeer ik iets vast te leggen en vast te houden van dat wat ik zie, hoor en ruik. Uiteraard een slapaftreksel van de veel complexer werkelijkheid maar ik merk dat ik het heel moeilijk vindt om al die indrukken te vertalen naar woorden, zinnen en verhalen. Toch doe ik daartoe natuurlijk met enige regelmaat wel een poging maar het tempo en de snelheid die het reisblog vereisen maken het er voor hen die hun woorden zorgvuldig willen kiezen niet makkelijker op.

Een grote beperking vormt hier voor mij ook de taal. Zeker op de plaatsen buiten de hotels tref je niet veel mensen die Engels spreken. Voor alle dudelijkheid: ook in de hotels is het doorgaans vrijwel onmogelijk om een fatsoenlijk gesprekje aan te knopen met de mensen die er werken. Nu bevind ik mij wel in het uiterste westen van China dus ik neem aan (en weet) dat er in het oostelijk deel van China veel meer mensen te vinden zijn met wie je ook een praatje kunt aanknopen. In de provincie Xinjiang is het Chinees overigens niet eens de taal die het meest gesproken wordt. Ik hoor het eigenlijk alleen spreken door het personeel in het hotel waar ik verblijf maar daar werken verhoudingsgewijs ook heel veel Han-Chinezen. Het gegeven dat China vele duizenden verschillende gezichten kent maakt het er ook niet makkelijker op om indrukken en ervaringen al te veel algemeen geldende waarde toe te dichten. Kashi (en Xinjiang) is China niet. En Beijing is China zeker niet. Wat dat laatste betreft moet het voor de Chinezen die ver van de metropolen aan de oostkust verwijderd wonen en leven verbijsterend zijn om op de televisie de gelikte filmpjes te zien waarin bijvoorbeeld Beijing en Sjanghai zichzelf promoten. Honderden miljoenen Chinezen zullen die sprookjeswereld van glimmende wolkenkrabbers, flitsende treinen, futuristische stadions en de meest prachtige automobielen nooit zelf kunnen aanschouwen. Hen rest het spotje op tv en misschien een foto uit een kalender.

In de trein op weg naar Kazachstan las ik het laatste boek van Bettine Vriesekoop (Duizend dagen in China) over haar corrspondentschap voor NRC in China in de periode 2007-2010. Ook uit haar verhalen maak ik op dat het in en over China natuurlijk heel veel over de economie gaat. Toch merk ik ook hier in Kashi weer (in 2008 in Beijing bekroop mij dat gevoel ook heel sterk) dat ik veel meer wil weten over de sociaalmaatschappelijke gevolgen die ook een (belangrijk)deel van het verhaal zijn achter al die spectaculaire groeicijfers. Overal zie ik nieuwe wooncomplexen uit de grond verrijzen maar zie ik ook honderden taxi's in de rij langs de weg staan omdat zij allemaal gedwongen worden te tanken bij hetzelfde benzinestation terwijl ik overal benzinestations zie waar geen auto of vrachtwagen te bekennen is. Een ritje met diezelfde taxi kost in Kashi de eerste tien minuten niet meer dan 5 yuan (55 eurocent). IK heb nog geen ritje gemaakt waarvoor ik meer kwijt was dan dat bedrag. Voor een eenvoudige maaltijd in mijn hotel betaal ik echter weer bijna 10 Euro. Op de markten betaal ik voor een paar koppen thee en een paar traditioneel gestoomde broodjes gevuld met vlees, vet en ui 20-30 eurocent. In het restaurant van het hotel werken tientallen voornamelijk jonge vrouwen die veelal toch gewoon de hele dag niets doen. In onze beschrijvingen en analyses van het communisme noemden wij dat verborgen werkeloosheid. En hoe zit dat dan met al die jongeren op het platteland? Op de veemarkten zijn de aanwezige boeren voor 90% 50-plussers of (veel) ouder en jongeren zie ik er helemaal niet. Hoe groot is de generatiekloof tussen hen die na pakweg 1990 zijn geboren en zij die nog altijd de littekens dragen van de Culturele Revolutie? Ik heb ook voortdurend het idee dat ik geen enkele greep heb op de hoogte van de prijzen en ook niet begrijp hoe die tot stand komen. Zojuist las ik op het Internet in een krant dat de inflatie in China is opgelopen naar ruim 6%. Maar wat betekenen al die cijfers voor de (veelal jonge) mensen die hier in het hotel werken? Wat betekent het voor de mensen wier oude huisjes worden afgebroken en die worden verplaatst naar de flats in de buitenwijken van de steden? Wat betalen de jongeren met de mobieltjes voor hun gesprekken? Kunnen zij allemaal gebruik maken van het Internet? Voor wie van die honderden miljoenen is er werkelijk een toekomst in het nieuwe China en wie zullen naar de marges worden geschoven? En wat zullen daarvan de gevolgen zijn de komende decennia? Voor hen maar ook voor ons!

Op de televisie wordt naast het nu schijnbaar overal onvermijdelijke Idols (of een varaitie op dat thema) veel aandacht besteed aan het glorierijke verleden van de Volksrepubliek. Ik heb al weer heel wat Japanners bloedig zijn sterven op de slagvelden van de jaren dertrig en veertig van de vorige eeuw en ook Mao heb ik zijn volk al weer meerdere keren zien toespreken en richting wijzen. Ook de marchrende Rode Gardes tijdesn de hoogtijdagen van de Culturele Revolutie zag ik op het beeld voorbij komen. Het zijn dan overigens niet zelden films uit de periode 1950-1970 waarin het acteren van werkelijk tenenkrommende kwaliteit is. Om te kunnen meespelen moest je waarschijnlijk vooraf onomstotelijk aantonen dat je volstrekt niet kon acteren. Mocht je in al die lofzangen op het glorieuse verleden geen zin in hebben; gelukkig zenden ook de Chinezen het WK-voetbal voor vrouwen in Duitsland uit (er is overigens altijd wel ergens een potje tafeltennis te zien).

En wat ik nu eigenlijk wilde zeggen: in China heb ik alle keren dat ik het land de laatste 25 jaar bezocht steeds het gevoel dat ik in het geheel geen vat krijg op dat wat er om mij heen aan de hand is. Natuurlijk is dat overal waar ik reisde in meer of mindere mate het geval geweest (en zal dat zo blijven) maar hier veroorzaakt het altijd een zeker jeuk die ik als onbevredigend bestempel. Het is overigens een jeuk waarmee verder prima valt te leven. Het vormt wellicht de voedingsbodem en bron van de nieuwe reisplannen die ik al weer aan het maken ben. Colin Thubron schreef in zijn boek Schaduwzijde van de Zijderoute op treffende wijze het volgende over zijn hernieuwde kennsimaking met China: 'Dan komt er naast mijn ongerustheid iets van opwinding boven: het is de sensatie van dingen die veranderen, van volken die met elkaar mengen en elkaar vervormen. ... De zuiverheid van culturen, zelfs de Chinese, wordt een illusie. ... Niets dat voor me ligt, besef ik, zal homogeen zijn of constant. Een weg volgen is hetzelfde als diversiteit volgen: een stroom van met elkaar verbonden stemmen, discussierend, in een wolk van stof.' Ik besef meer en meer dat ik erg gehecht ben aan het leven in die wolk van stof.

Reacties

Reacties

John Schapendonk

Blijf je maar lekker verwonderen en jezelf vragen stellen. Yvette zei ooit dat antwoorden niet interessant zijn. Het gaat om de vraag en mogelijk allerlei vragen achter die vraag.
Het gaat je goed.
John

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!