De administratieve dood. Opstand, dictatuur en het vrije woord.

Iedereen die je op straat aanspreekt is uiteindelijk, soms via een hele omweg, uit op je centen. Dat is in Cuba niet anders dan in vrijwel alle ontwikkelingslanden die ik de laatste decennia heb bezocht. Ik ben (heel) rijk en vanuit de positie van deze mensen bezien is dat ook zo. In Cuba komt daar dan nog bij dat, volgens de Cubaanse overheid, de toerist sowieso een vertegenwoordiger van het kwaad op deze aarde is (imperialist, kapitalist en ook nog materialist) en dus mag worden uitgekleed. En toch moet ik na twee weken constateren dat ik vrijwel nooit als een handlanger van Ronald Reagan,Bush senior of junior ben gezien. Negen van de tien keer weten de Cubanen al dat ik een Duitser of Nederlander ben voordat ik daarover zelf iets heb gezegd. Allemaal willen ze mij die enige echte topsigaar verkopen, in hun taxi rondrijden, bij zich laten eten of overnachten (of liever nog allebei) of door mij worden uitgenodigd in een bar om een mojito te drinken. Die drankjes betaal ik dan uiteraard en de omzet delen mijn gasten dan met de barman. Een variant op het eerder door mij toegelichte poedermelkspel. Wat die sigaren en drankjes betreft valt er met mij weinig plezier te beleven maar dat weten die Cubanen natuurlijk niet. Ik blijf dus maar steeds nee schudden en vervolg dan steevast mijn weg om niet veel verder opnieuw te worden aangesproken ... enzovoort, enzovoort, enzovoort. Rijk en toerist zijn is dus helemaal niet altijd een pretje.

In Santiago de Cuba raakte ik geheel tegen mijn gewoonte in aan de praat met een Cubaan die zich voorstelde als vertaler. Of hij dat ook werkelijk was weet ik nu nog niet maar het zette mij wel een kort moment op het verkeerde been. Achter een vertaler zoek ik niet meteen een sigarenhandelaar of taxichauffeur dus ik schudde niet meteen nee toen hij mij aansprak. Of ik volleybalde? Ja, vroeger wel maar die jaren liggen al ver achter mij. Overigens wel een heel doorzichtige opening, dacht ik nog toen mijn verdediging zich weer sloot. Waar hij zijn Amerikaanse accent vandaan had wilde ik weten? En toen, het komt voor, vertelde Mario mij zijn verhaal en kwamen we een uurtje later niet, zelfs niet via een omweg, toch weer bij die sigaren uit. Een zeldzaam openhartig relaas.

‘Mijn vader heeft bijna dertig jaar, tussen 1970 en 2000, in Washington gewerkt als vertegenwoordiger van de Cubaanse regering. Ik ben in Havana geboren maar in de Verenigde Staten opgegroeid. Vandaar dat accent en mijn werk nu als vertaler. Ik spreek en schrijf vloeiend Engels. In 2000 is mijn vader, mijn moeder heb ik nooit gekend, teruggekeerd naar Cuba en ben ik na lang wikken en wegen met hem mee terug gegaan. Ik heb een heel sterke band met mijn vader. Van hem hoefde ik niet mee terug maar uiteindelijk ... nou ja, zoals je ziet ben ik nu hier. Al weer tien jaar. Pas toen we hier terug waren heeft mijn vader mij verteld dat hij zijn geloof in de revolutie kwijt was. Al jaren. Om die reden wilde hij zijn werk ook niet meer doen. Maar Cuba riep. De heimwee knaagde al heel lang aan hem. Hij heeft nooit serieus overwogen om In de Verenigde Staten te blijven. Daar hoorde hij gewoon niet. Hier hebben we ons razendsnel het dubbelleven van de gewone Cubaan eigen gemaakt. In het openbaar betuigen we loyaliteit aan het regime en draven we op bij massale manifestaties om de Revolutie te steunen. We stemmen uiteraard op Castro. Maar tegelijkertijd stelen we massaal spullen op het werk en zijn we allemaal actief op de zwarte markt. En natuurlijk luisteren we naar Amerikaanse radiozenders. Maar wat we werkelijk doen is wachten op de echte veranderingen. Hasta cuando? Hoe lang nog?'

‘Zullen de Cubanen niet in opstand komen?' vraag ik, ‘Aan al dat wachten moet toch een keer een eind komen?'

De houding van Cubanen kun je samenvatten in twee woorden: escaper en resolver. Dat laat zich het best vertalen door vluchten en oplossingen zoeken. We zijn geen gewelddadig volk. We hebben gewoon niet de mentaliteit voor een opstand. Natuurlijk praten we wel de hele dag over een vlucht naar het buitenland maar daarnaast zijn we hele dag bezig met dingen te bedenken om de kleine dagelijkse problemen op te lossen. Hoe vind ik vlees voor het avondeten? Wie kan mijn koelkast repareren? Men is natuurlijk ook slachtoffer van de gewenning. De mensen leven al ruim 50 jaar onder een éénpartijsysteem en je mag niet vergeten dat we hier op een eiland zitten. Dat maakt alles veel moeilijker. Ze kunnen hier niet zomaar weglopen. Op weg naar hun vrijheid moeten ze wel eerst voorbij die haaien of over heel veel geld beschikken om zich als het ware vrij te kopen. Ik heb dat probleem niet. Ik kan via mijn relaties in de Verenigde Staten wel aan de middelen komen om hier weer weg te gaan maar inmiddels heb ik hier ook mijn eigen kinderen en ... twee vrouwen.' Mario moet er zelf erg hard om lachen en ik lach begripvol met hem mee. Gezien de ontspannen stemming probeer ik nog een stapje verder te gaan door Mario te vragen of hij Cuba een dictatuur vindt. Misschien krijg ik zo'n kans niet nog een keer dus ... ik ga er voor.

Mario aarzelt geen moment met antwoorden. Dat ik hem toch een hoogst ongebruikelijke vraag stel schijnt hem niet eens op te vallen. ‘Niet in die zin dat hier mensen fysiek worden vermoord zoals bijvoorbeeld tijdens het militaire bewind in Argentinie en Chili destijds. Hier heerst een soort apartheid waar je niet wordt gediscrimineerd op basis van je huidskleur maar op basis van je ideeën. Als je anders denkt word je buitengesloten. Je verliest het recht op werk, je inkomen, huisvesting, onderwijs, kinderopvang of toegang tot de gezondheidszorg. Je eindigt tenslotte in de gevangenis en daar sterf je dan een administratieve dood. Dat is een heel effectief middel. Alles wijst er op dat er in de toekomst meer en meer economische hervormingen zullen komen. Dat proces is al jaren gaande maar het verloopt erg langzaam. Dat is een bewuste keuze. Dus steeds meer ruimte voor particulier initiatief. Daarmee kun je heel veel spanningen wegnemen. Je moet dan denken aan het Chinese model. Ruimte voor marktelementen in de economie terwijl de zaak politiek strikt onder controle blijft. Want aan dat laatste twijfel ik geen moment; de partij zal de macht niet opgeven of instorten na de dood van Fidel Castro. Die hoop lijkt mij ongegrond.'

Ik heb net gehoord dat ik dood ben.

Zo stond het tussen de regels in de staatskrant.

Ik had niet verwacht te sterven tijdens deze mooie zomer

aan het einde van de eeuw

maar de kranten in mijn land liegen nooit

en dus is het kloppen van mijn hart niet echt

mijn polsslag, de lucht die ik inadem bedrog.

De herinneringen die ik heb, zijn vast

de laatste waanbeelden, want de Staat

kan zich niet zo hardnekkig vergissen.

Ik ben dood.

Ik, die dorstig en droef ben,

begin het nu zelf te doorzien.

Raúl Rivero, fragment uit ‘Suite de la Muerte' (‘Dodensuite') uit de bundel Herejias elegidas. Rivero is journalist en wordt door de Cubaanse regering vervolgd. Het boek De ritselaars van Havana van Edwin Koopman is aan Rivero opgedragen.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!