Follow the big guy

Door Kayleigh de Hoogt


Vandaag was de dag, we gingen naar Jeruzalem. Ik denk dat ik me het meest van destudiereis toch heb uitgekeken naar Jeruzalem. Misschien om het gevoel dat er bij zit, misschien om de verhalen die erover gaan, of misschien gewoon omdat ik benieuwd was.


Aangezien Jeruzalem in Israël ligt en ons hostel in Palestina, moesten we door een checkpoint. In plaats van de grote soldaten met geweren en boze blikken die ik verwacht had, zat er helemaal niemand bij het checkpoint. We gingen wel allemaal braaf in een rijtje door de poortjes, alsof we elk moment aangesproken konden worden door een enge man die verborgen zat in een hoge toren. Toen de meeste van ons veilig in een bus zaten met een paar Palestijnen en Israeliërs, misten we er toch een paar. Birte en Bas waren namelijk hun visum vergeten. Dit visum was een kaartje die we gekregen hadden toen we aangekomen waren en waar de chagrijnige mevrouw achter de balie een scheurtje in had gemaakt. Nooit was ons verteld dat dit ons visum was en omdat er dus een scheurtje inzat achtte niemand dit kaartje belangrijk. Gelukkig kwam meneer Baars tot de redding en waren Birte en Bas levend door de douane gekomen. Uiteindelijk bleek achterop het visum wel te staan dat het daadwerkelijk ook een visum was. Dit was echter in onwijs kleine lettertjes en niemand had er ooit aangedacht om het kaartje om te draaien, behalve Omar dan.


Eenmaal aangekomen in de heilige stad liepen we door de Damascus poort de oude stad in. Over de kraampjes die heerlijk geurden, heel kleurrijk waren en héél dicht op elkaar gebouwd waren kwamen we langzaamaan meer naar het centrum van de oude stad. Ondertussen vielen we over de rennende kinderen en kraampjes die spontaan midden op straat hun plaats hadden gevonden. Toen we uiteindelijk in een breder gedeelte van de straat aangekomen waren, besloten we hier te blijven staan en tien minuutjes te staren naar de groepen mensen die de Kruisweg liepen. Toen kwamen we er ook achter hoe vreemd het was voor mensen om blanken te zien. Er was namelijk een Chinees die heel uitgebreid foto’s van ons aan het maken was. We staan dus allemaal binnenkort in een Chinees fotoboek, nog een doel bereikt. Een ander iemand die op de foto staat is onze eigen meneer Baars, met twee Israëlische soldaten die zo klein waren dat ze maar gingen zitten op een hekje om even groot als onze leraar te zijn.


Het is ook dankzij de lengte van meneer Baars dat onze groep de weg wist. Meneer Baars liep voorop en als we ooit de groep niet meer zagen, zagen we wel het hoofd van onze leraar boven de rest van de menigte uit steken. Het was dan ook een grote schrok toen ik opeens voor aan de groep was. De grote man die ons zou leiden was in geen velden of wegen te bekennen en ik, een meisje van 1,66 die amper over andere mensen heen kan kijken en het richtingsgevoel van een kip zonder kop heeft, stond opeens vooraan. Dat waren een paar angstige minuten waar Kees van der Zwaard, Peter en ik verschrikt om ons heen aan het staren waren. Toen opeens meneer Baars uit het niks weer verschenen was, konden we weer verder met onze wandeling richting de muur van de oude stad.


Wederom volgden we allen de grote man die ons over de enge trappen, dunne weggetjes en hoge, hele hoge muur. Voor mensen met hoogtevrees was deze muur een hel, laat ik nou net hoogtevrees hebben. Ik heb daarom ook niet heel erg van het prachtige uitzicht kunnen genieten, maar voornamelijk van de kleine, scheve, uitstekende stenen waar we overheen liepen. En dan nog die trappen! Ze hebben het een sport gemaakt om de treden zo ongelijk en zo smal mogelijk te maken. Hoe onze grote leider normaal over de muur heen kon lopen is mij een raadsel.


Het is niet helemaal waar dat ik niks heb gezien van het uitzicht; want ik verbaasde me wel over hoe optimaal de bewoners van Jeruzalem hun daken gebruiken. Ik heb hier bijvoorbeeld meerdere basketbalveldjes, voetbalveldjes en speeltuinen gezien. Ook de restaurantjes en spa’s konden natuurlijk niet ontbreken van de daken. Deze speeltuinen en restaurantjes waren bovenop vijf etage hoge gebouwen. Logisch toch? Aan de andere kant was het uitzicht wel prachtig, met die geweldig blauwe lucht erboven en heel Jeruzalem om te aanschouwen.


Nadat we de muur ternauwernood overleefd hadden, geluncht hadden (waardoor mijn teller van ‘Nederlanders die niet tot onze groep behoren’ op 6 is gekomen) en nog een paar keer gestruikeld waren over kraampjes, gingen we naar de heilige grafkerk. Hier ligt de steen waar Jezus op gebalsemd is (die in 1900 aangelegd is) en is de plek waar Jezus gekruisigd is. De kerk was prachtig, maar toch trokken de bezoekers mijn aandacht. Die steen heeft veel handen aangeraakt, veel kettinkjes en kaarsjes betast en veel lippen gekust. Dit was zo mooi om te zien dat we met zijn allen hier bijna drie kwartier naar hebben staan staren. Ook waren er meerdere mannen die met potjes vol met rook door de kerk heen liepen om de kerk te zegenen (en meer bezoekers hun kant op te trekken). De kerk is zo reuze groot dat alle religies die in Jeruzalem wonen, acht om precies te zijn, hier heen kunnen.


Na de kerk liepen we terug door de kraampjes en langs oude Romeinse ruïnes, op weg naar de klaagmuur. Hier gingen wij meisjes de andere kant op dan de jongens, want zo doen ze dat bij die klaagmuur. Er zijn veel foto’s te vinden over de muur, van de briefjes die erin gestoken waren en de mensen die de muur aaien. De foto’s lieten nog niet zien hoe het in het echt was. Er was een vrouw die aan het huilen was tegen de muur aan, ze kon maar niet stoppen en ze praatte tegen de muur (of God). Het was zo mooi om te zien, hoe iemand zo geraakt kon worden door de kracht die de muur uitstraalde. Ze was zó één met die muur, dat het logisch was dat ik er een foto van gemaakt heb. Jep.


Ook hebben meerdere van ons een briefje in de muur gestopt, ik ook. Ik kwam niet echt bij een plekje in de muur waar hij inpaste, maar gelukkig stond meneer Baars aan de andere kant van het muurtje (ja! Weer een muur, dit wordt me een partijtje verwarrend) die de vrouwen scheidde van de mannen en die kwam natuurlijk wel bij plekken waar normale mensen niet bij kunnen. Perks of being a tall dude.


Toen liepen we de olijfberg op, nou ja, lopen? Ik strompelde de olijfberg op. Hoe ik het voor elkaar gekregen heb dat ik nog nooit gevallen ben is het grootste mysterie van de reis. Tussen de vele graven van de Joden heen manoeuvrerend hebben we de top bereikt. Er was niet echt een pad, dus het was onontkoombaar dat we af en toe op een graf hebben gestaan. Ik heb mijn excuses aangeboden aan alle graven.


Als laatst hebben we nog heerlijk gegeten bij een klein restaurantje die de meest verrukkelijke drankjes ooit had en waar een man was die de woorden ‘alles goed?’ en ‘eet smakelijk’ kon spreken. Om kwart over zes (Israëlische tijd) zaten we in de bus., maar als ze me hadden verteld dat het tien uur was had ik ze met alle liefde geloofd.


De dag was vermoeiend, maar man wat is Jeruzalem mooi. De teller van ‘Nederlanders die niet tot onze groep behoren’ is trouwens geëindigd op veertien. Die Nederlanders vind je ook overal.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!