HELP! De Amerikanen komen (weer).
Ik lees, schrijf, fotografeer en reis alsof de duivel mij op de hielen zit. Nu weet ik wel dat de duivel mij helemaal nog niet moet hebben maar toch ... het blijft opletten met die duivel. Ik heb voortdurend het gevoel alsof er niet voldoende uren in een dag zitten. Er is nog zoveel te lezen, vertellen, zien. Slapen ervaar ik nu het einde nadert van deze reis meer en meer als een uiterst hinderlijke onderbreking van mijn andere bezigheden. Mijn lichaam kraakt en piept, zoals de oude Amerikaanse automobielen dat hier ook doen, maar de geest is springlevend. Het reizen lijkt zo nu en dan echter wel werk, ik heb gisteren zowaar nog even nagedacht over de zin en onzin van Teletop (wie geen idee heeft waar ik het over heb ... leef gerust verder dat doe ik ook!), en daar moet zo'n sabbatical natuurlijk niet te veel op gaan lijken. Dus snel terug naar Cuba.
Op een terras in Santiago de Cuba raak ik aan de praat met Jeremy uit Toronto. Op Cuba tref je veel Canadezen aan omdat het eiland slechts 3 tot 4 uur vliegen is vanuit de grote steden in Canada. Op Cuba kunnen Canadezen in ieder geval betaalbaar enkele weken aan hun barre winters ontsnappen in een subtropisch oord en dat doen ze dus ook massaal. Jeremy geniet van Cuba, hij probeert er drie keer per jaar heen te gaan, en is er van overtuigd dat het einde van het Castro-tijdperk nabij is. Waaraan hij die wetenschap nu precies ontleent krijg ik niet helemaal duidelijk maar Jeremy kijkt niet vrolijk op het moment dat hij melding maakt van dit verstrekkende inzicht. Alsof hij er hoofdpijn van krijgt. Op korte termijn, aldus Jeremy, zullen de Amerikanen dan eindelijk de blokkade gaan opheffen en juist dan zal Cuba imploderen. De economische blokkade die al in 1960-61 is opgeworpen heeft uitsluitend contraproductief gewerkt en is alleen maar in stand gehouden om de Cubaanse vluchtelingen van het eerste uur in Maimi te vriend te houden. Te vriend houden betekent in de Amerikaanse werkelijkheid: hun Republikeinse stemmen zijn er mee gekocht. Die eerste generaties vluchtelingen zijn aan het dood gaan en daarmee zal er een andere wind gaan waaien. Jongere Cubaanse ballingen zijn veel minder hardliners dan hun ouders en hebben ook het inzicht dat juist toenadering en een blootstelling aan onze alles vernietigende markteconomie Castro's Cuba de nekslag zal bezorgen. Heel veel Amerikanen (zowel Democraten als Republikeinen) zouden al achter die plannen staan omdat zij net als die Canadezen nu ook wel eens fatsoenlijk in het Caribisch gebied op vakantie willen gaan. Voor dat doel is Cuba natuurlijk heel geschikt. Veel beter in ieder geval dan de bananenrepublieken in Midden-Amerika, het volledig losgeslagen en door en door gedrogeerde Mexico en de oorden die worden geregeerd door geestelijk gestoorde leiders als Hugo Chavez. Kortom: Cuba wordt in de naaste toekomst een soort subtropisch zwemparadijs zoals het dat in de eerste helft van de twintigste eeuw ook naar volle tevredenheid van heel veel welgestelde Amerikanen was. Was Kennedy in 1960 geen president geworden, de lummel met zijn geklungel, dan was het ook nooit anders gelopen. Zoals gezegd; Jeremy vindt dit alles geen aantrekkelijk vooruitzicht maar ... that's the way it's going to be. Zolang het nog niet zo ver is wil Jeremy vooral rustig en goedkoop proberen achter de essentie van de Cubaanse cultuur te komen. Ik verzin het niet, het zijn werkelijk zijn woorden. Kopje koffie, zonnetje er bij, korte broek aan en dus wachten op het einde. Dat einde ziet hij aan de horizon al opdoemen in de vorm van een grote gele M die op een kolossale paal gehesen boven alles uittorent. Als het zover is dan komt Jeremy niet meer naar Cuba want hij woont zijn hele leven al naast die Amerikanen en samen met ze op vakantie wil hij niet. Een beetje het gevoel dat ik bij Belgen en vooral Fransen heb.
Op weg terug naar Havana ben ik nu aangeland op mijn laatste stopplaats: Santa Clara. De stad die onlosmakelijk verbonden is met Che Guevara. Che's manschappen bevrijdde de stand in 1958 door de regeringstroepen van Batista te verslaan en als dank heeft hij hier in 1997 een heus mausoleum gekregen. Dat gebeurde nadat zijn stoffelijke resten onder een landingsbaan in het Boliviaanse Vallegrande waren gevonden. Che, wiens handen kort na zijn dood waren afgehakt, bleek dus niet te zijn verbrand en die late ontdekking leidde tot een herbegrafenis in stijl op Cuba in natuurlijk Santa Clara. Tijdens deze ceremoniële gebeurtenis voerde Fidel hoogstpersoonlijk het woord. ‘Ieder Cubaans kind moet een kleine Che willen zijn'. Het monument is imposant en de bussen met toeristen rijden af en aan. Che's standbeeld, in de kleding van de guerrilla, is voor deze gelegenheid op een enorme zuil gehesen. Zou die gele M op die paal in de toekomst hoger reiken? Ik vrees met Jeremy van wel.
‘Zonder alfabetisering kun je niet begrijpen waarom je een geweer vasthoudt.'
Che, Cuba, 1958
Reacties
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}